1. Inleiding
In de paragraaf "weerstandsvermogen en risicobeheersing" staat de berekening van de weerstandscapaciteit opgenomen en een opsomming van de belangrijkste risico's. Daarnaast vindt u hier een aantal verplicht voorgeschreven kengetallen conform BBV.
2. Risico-inventarisatie algemene risico's
Voor de Begroting 2023 zijn de risico’s geactualiseerd. Daarbij is beoordeeld
- in hoeverre eerder geïnventariseerde risico’s actueel zijn voor wat betreft de kans en maximaal financieel gevolg en
- of er nieuwe risico’s zijn bijgekomen.
Uit de inventarisatie blijkt dat er 129 algemene risico’s zijn. De geïnventariseerde risico’s zijn aan de hand van kans en maximaal financieel gevolg verdeeld over onderstaande matrix.
Algemene risico toegelicht:
- Gevolgen prijsstijgingen:
We zien dat de prijzen fors stijgen, tot wel 35%. Ook ontstaat er door de hoge inflatie druk op de loonontwikkeling. Dit heeft ook gevolgen voor de (geplande) investeringen en onderhoud van gebouwen en dergelijke. Het is nu nog niet duidelijk of deze forse prijsstijgingen van korte of lange duur zijn. De prijsstijgingen zijn zoveel mogelijk meegenomen in de begroting en daarom niet als apart risico meegenomen.
- Corona:
Gevolgen van een eventuele mogelijke nieuwe coronapandemie die in het najaar / winter komt zijn onduidelijk. Dit is niet meer als apart risico opgenomen, maar zal gemonitord worden en daar waar nodig via begrotingswijziging worden opgenomen.
Financiële klasse | |||||
---|---|---|---|---|---|
6) x > € 1.000.000 | 3 | 2 | 1 | ||
5) € 500.000 < x < € 1.000.000 | 6 | 6 | 1 | ||
4) € 100.000 < x < € 500.000 | 14 | 7 | 2 | 2 | 1 |
3) € 25.000 < x < € 100.000 | 11 | 17 | 12 | 1 | 2 |
2) x < € 25.000 | 22 | 11 | 4 | 2 | |
1) Geen financiële gevolgen | 1 | 1 | |||
10% | 30% | 50% | 70% | 90% |
Toelichting matrix
Op de horizontale as is de kans weergegeven dat het risico zich voordoet. Op de verticale as is de maximale financiële omvang (bedrag) van het risico weergegeven. De financiële klassen zijn ingedeeld zoals vastgesteld in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2019. Een risico in het groene gebied vormt geen direct gevaar voor de continuïteit van de organisatie. Een risico in het oranje gebied vraagt extra aandacht. Een risico dat een risicoscore heeft in het donkerrode gebied (helemaal rechtsboven) vereist directe aandacht. Deze risico’s kennen immers een grote financiële omvang, de kans dat dit risico zich voordoet is als hoog (>90%) ingeschat en het financiële gevolg is > € 1.000.000.
Hieronder zijn de belangrijkste risico's, met de grootste kans en hoogste financiële klasse, toegelicht. Deze corresponderen met de risico's die in de risicomatrix onderstreept en vetgedrukt zijn. De in de tabel genoemde kans-percentages en financiële klassen verwijzen naar bovenstaande matrix. Andere risico’s zijn in omvang of kans-percentage afgenomen, waardoor deze niet meer in de rode, donkerrode of donker oranje cellen voorkomen.
Omschrijving risico | Kans | Financiële klasse | |
1 | Energiekosten stijgen meer dan begroot. | 50% | 6 |
2 | De invloed van economische en maatschappelijke ontwikkelingen op de begrote lasten/investeringen in de diverse beheerplannen voor het beheer en onderhoud van infrastructuur en voorzieningen in de openbare ruimte. | 70% | 5 |
3 | De wachttijden voor een eerste vraagverhelderingsgesprek (Jeugd en WMO) lopen op en de bezuinigingen in het huidige zorgsysteem worden niet gehaald. | 25% | 4 |
3. Risico's en grondexploitaties
Conform de huidige Nota Grondbeleid (vastgesteld op 20 september 2016) hebben we de Algemene reserve grondexploitatie (ARGE) vastgesteld met een ondergrens van € 1,7 miljoen en de bovengrens op € 2,7 miljoen. In verband met de winstnemingen als gevolg van de verplichte implementatie van de POC-methode ( percentage-of-completion ) heeft de raad bij de behandeling van de Herzieningsrapportage 2018 (raad oktober 2018) ingestemd met het instellen van de reserve POC-winst. Deze reserve vormt de buffer tussen de ARGE en de projecten.
Bij de Jaarrekening berekenen we de POC-winst conform de BBV-voorschriften die vervolgens gestort wordt in de Reserve POC-winst. We hevelen de Reserve POC winst naar de ARGE over op basis van de meer voorzichtige winstnemings-praktijk van vóór 2017, waarbij we ook de totale toekomstige kosten, project-risico’s en de boekwaarde van het project meewegen. Daarmee vormt de Reserve POC-winst de externe projectbuffer. Gedurende de looptijd van het project fluctueert het bedrag van de POC-winst en daardoor kan het voorkomen dat eerder genomen POC-winsten terugvloeien naar het project.
In sommige grondexploitaties spelen risico’s ten aanzien van stikstof. In die specifieke grondexploitaties wordt dat verder meegenomen.
4. Benodigde weerstandscapaciteit
Naast de hoogte van de ARGE is het noodzakelijk de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen voor de algemene risico’s.
De totale omvang van de geïnventariseerde algemene risico’s is € 52,7 miljoen. Dit betekent dat als alle risico’s zich in volle omvang tegelijk voordoen, dit naar verwachting € 52,7 miljoen kost. Hierbij is geen rekening gehouden met de waarschijnlijkheid (kans) dat het risico zich voordoet.
We bepalen de benodigde weerstandscapaciteit met behulp van een risicosimulatie, de zogenaamde Monte Carlo simulatie (statistische simulatie). Uitgangspunt hierbij is dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen en ook niet met een maximale omvang zullen optreden.
Daarnaast heeft de gemeenteraad met de Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen 2019 het uitgangspunt vastgesteld dat we 90% zekerheid willen hebben dat het beschikbare weerstandsvermogen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit wordt het zekerheidspercentage genoemd.
Uitgaande van het vastgestelde zekerheidspercentage van 90% is er een weerstandscapaciteit nodig voor de algemene risico’s van minimaal € 8,98 miljoen. Dit wil concreet zeggen dat we met een zekerheid van 90% kunnen stellen dat een weerstandsvermogen van€ 8,98 miljoen toereikend is om de risico’s af te dekken. Dit betekent dat de algemene reserve basis, die een stand heeft van € 8.43 miljoen heeft, niet voldoende groot is om de risico’s op te vangen. Daarom wordt voorgesteld om van de Algemene reserve vrij aanwendbaar een bedrag van € 550.101 over te hevelen naar de Algemene reserve Basis.
5. Beschikbare weerstandscapaciteit = Algemene Reserve basis
Een organisatie loopt altijd risico’s. Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, geven we weer door de 'weerstandscapaciteit'. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om onverwachte, niet-begrote kosten te kunnen dekken. Weerstandscapaciteit bestaat uit de Algemene Reserve basis. Conform de Nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen bestemmen we deze reserve niet voor andere zaken.
Naast deze Algemene Reserve basis zijn er ook nog overige middelen die we ook gebruiken om mogelijke niet begrote kosten - die onverwacht en substantieel zijn - te dekken. Daarvoor komen de volgende onderdelen in aanmerking:
- Vrij besteedbare reserves: de ‘Algemene reserve vrij aanwendbaar’.
- Stille reserves: de gebouwen en gronden die de gemeente in bezit heeft, vertegenwoordigen een zekere waarde. Wanneer de marktwaarde hoger is dan de boekwaarde, is er sprake van stille reserves. Daarbij houden we er rekening mee dat we niet ieder eigendom (op korte termijn) kunnen verkopen. De omvang van de stille reserves is in 2022 opnieuw in beeld gebracht en bedraagt circa € 48,6 miljoen (inclusief pachtgronden). Deze gelden zijn niet op korte termijn beschikbaar. Bij de berekening van het benodigde weerstandsvermogen houden we dan ook geen rekening met (eventuele) stille reserves.
6. Benodigde weerstandscapaciteit versus beschikbare weerstandscapaciteit.
Om te bepalen in hoeverre het weerstandsvermogen toereikend is, berekenen we de ratio weerstandsvermogen. De berekeningswijze hiervan is als volgt:
Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / Benodigde weerstandscapaciteit
De Provincie Limburg bepaalt op basis van de ratio weerstandsvermogen of de beschikbare weerstandscapaciteit van een gemeente toereikend is.
In onderstaande tabel staat opgenomen hoe de Provincie de weerstandsnorm classificeert.
Waardering | Weerstandsnorm ratio | Betekenis |
---|---|---|
A | >2,0 | Uitstekend |
B | 1,4 - 2,0 | Ruim voldoende |
C | 1,0 - 1,4 | Voldoende |
D | 0,8 - 1,0 | Matig |
E | 0,6 - 0,8 | Onvoldoende |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Bij de tweede bijstelling begroting 2022 wordt voorgesteld om de benodigde weerstandscapaciteit in de Algemene reserve basis te verhogen naar € 8.982.835.
De ratio is, uitgaande van de stand van de algemene reserve basis voor de begroting 2023, € 8.982.835/ € 8.982.835 = 1,0. Dit valt binnen de gestelde norm van 1,0 – 1,4.
7. Kengetallen
Kengetallen | Jaarrek. 2021 | Begr. 2022 | Begr. 2023 | Begr. 2024 | Begr. 2025 | Begr. 2026 | Gestelde norm*) | Risico |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = | 48% | 63% | 80% | 83% | 76% | 78% | 81% | A |
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen = | 41% | 56% | 73% | 77% | 71% | 73% | 72% | A |
3. Solvabiliteitsratio = | 26% | 31% | 28% | 29% | 31% | 32% | 28% | B |
4. Grondexploitatie = | 1% | 1% | 0% | 1% | 0% | 0% | 5% | A |
5. Structurele exploitatieruimte = | 8% | 0,4% | 1,6% | 4,3% | 5,5% | 0,1% | -1,0% | A |
6. Belastingcapaciteit = | 103% | 96% | 98% | 98% | 98% | 98% | 100% | B |
*) De gestelde normen zijn afkomstig uit de door de raad op 26-11-2019 vastgestelde nota Risicomanagement en weerstandsvermogen.
Normering van de kengetallen opgenomen in het gemeenschappelijk financieel toezichtkader van de provincies (GTK 2020 gemeenten).
Via het gemeenschappelijk toezichtkader van de provincies zijn de onderstaande normeringen voor de kengetallen vastgesteld. Hierbij zijn 3 categorieën onderscheiden. Categorie A is het minst risicovol, categorie C is het meest risicovol.
Kengetallen | Categorie A | Categorie B | Categorie C |
---|---|---|---|
Netto schuldquote | < 90% | 90% - 130 % | > 130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte geldleningen | < 90% | 90% - 130% | > 130% |
Solvabiliteitsratio | > 50% | 20% - 50% | < 20% |
Grondexploitatie | < 20% | 20% - 35% | < 35% |
Structurele exploitatieruimte | > 0% | 0% | < 0% |
Belasting capaciteit | < 95% | 95% - 105% | > 105% |
8. Conclusie kengetallen
- Ratio 1 en 2: Netto Schuldquote
Deze ratio’s geven de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen aan. Hoe lager de schuldquote, hoe beter. Op basis van beide schuldquotes vallen we in elk jaar in de laagste risicoklasse A van de provincie. Voor de netto schuldquote voldoen we (2024 uitgezonderd) aan de door ons zelf gestelde norm voor alle jaren. Voor de gecorrigeerde netto schuldquote voldoen we voor het eerst vanaf 2023 (2025 uitgezonderd) net niet meer aan onze eigen norm. Deze negatieve ontwikkeling wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de schulden. In 2022 zijn anticiperend op de stijgende rente-ontwikkeling, langlopende geldleningen afgesloten waardoor de langlopende schulden ten opzichte van de jaarrekening 2021 flink stijgen. - Ratio 3. Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio, is de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de gemeente. Het geeft een beeld in welke mate wij aan onze financiële verplichtingen kunnen voldoen. Hoe hoger het percentage, hoe beter.
De solvabiliteitsratio loopt in de periode 2023 – 2026 op van 28% naar 32%. Daarmee vallen we voor alle jaren in risicoklasse B van de provincie. Ook voldoen we daarmee aan de door ons zelf gestelde norm van 28%. De verbetering van de solvabiliteitsratio wordt voornamelijk veroorzaakt door de in deze begroting in de jaren 2024 en 2025 opgenomen extra toevoegingen aan de algemene reserve van in totaal € 5,5 mln. en de positieve begrotingssaldi in diezelfde jaren.
Om ervoor te zorgen dat we onze eigen solvabiliteitsnorm blijven halen, is het in de komende jaren noodzakelijk niet verder in te teren op ons eigen vermogen. - Ratio 4. Grondexploitatie
Deze ratio geeft aan in hoeverre een gemeente afhankelijk is van de inkomsten uit grondexploitaties. Grondexploitaties vormen een risico en kunnen een forse impact hebben op de financiële positie van de gemeente. Dus hoe lager deze ratio, hoe minder afhankelijk een gemeente is van inkomsten uit grondexploitaties en hoe beter dat is.
De grondexploitatie ratio is in 2022 1% en daalt in 2026 naar 0%. Hiermee vallen we in de laagste risicoklasse A en blijven we onder onze eigen norm van 5%.
De boekwaarde van de gronden in exploitatie blijven laag en zijn in 2023 en 2026 zelfs negatief. Dit is vanuit het risicoperspectief een positieve ontwikkeling. - Ratio 5. Structurele exploitatieruimte
Deze ratio geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Dus hoe hoger dit percentage, hoe beter.
in 2022 is de ratio 0,4% en deze stijgt jaarlijks tot 5,5% in 2025. In 2026 neemt de ratio af naar 0,1%. Hiermee ligt de ratio in de periode 2022 - 2026 in de laagste risicoklasse A van de provincie. De afname in 2026 wordt vooral veroorzaakt door de lagere baten in 2026 t.o.v. de jaren daarvoor. De lagere baten zijn het gevolg van de eerder in deze begroting genoemde lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds vanaf 2026 (ravijnjaar). - Ratio 6. Belastingcapaciteit:
Dit percentage bepaalt de ruimte om de belastingen te verhogen, waarbij we weergeven hoe de lastendruk in Horst aan de Maas zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Hoe lager dit percentage is, des te meer ruimte er is voor verhoging van belastingen tot aan het landelijke gemiddelde. Een ratio van 100% betekent dat de belastingcapaciteit in Horst aan de Maas gelijk is aan het landelijke gemiddelde .
De belastingcapaciteit neemt in de periode 2022 – 2026 toe van 96% naar 98%. Op basis hiervan vallen we in de middelste risicoklasse B van de provincie en voldoen we aan de door ons zelf gestelde norm van 100%
Hierbij geldt dat de OZB en rioolheffing in Horst aan de Maas hoger en onze afvalstoffenheffing lager is dan het landelijke gemiddelde.
Er is dan ook beperkt ruimte om in de volgende begrotingsjaren financiële tegenvallers op te vangen met de belastingen. Kanttekening is dat het erg moeilijk is om nu in te schatten hoe de landelijke ontwikkelingen zijn op het gebied van belastingen. Klimaatadaptatie heeft een verhogend effect voor rioolheffing en de stijgende kosten voor het ophalen van afval is een landelijke trend.
9. Samenvattende conclusie
Samenvattend kunnen we concluderen dat het financiële weerstandsvermogen van gemeente Horst aan de Maas verbeterd is t.o.v. vorige begrotingen. Met name de stappen die we gemaakt hebben m.b.t. het versterken van ons eigen vermogen en de verbetering van de solvabiliteit, bevestigen dat.
Voor de overige kengetallen geldt dat we in control zijn op het gebied van risicobeheersing. We hebben een systeem dat tijdig anticipeert op een toename van risico’s van buitenaf en hebben voldoende financiële ruimte in onze begroting en ons eigen vermogen om financiële tegenvallers op te vangen.
De volgende aandachtspunten blijven hierbij echter van belang:
Eigen vermogenspositie
Deze is sterk verbeterd en voldoende om risico’s op te vangen. Daarbij voldoen we ook weer aan onze eigen normen en zitten in de middelste risicoklasse van de provincie. Het is echter van belang in de toekomst niet in te teren op ons eigen vermogen en waar het kan eventueel te versterken.
Lastendruk
We zitten qua lastendruk voor huishoudens tot en met 2026 net onder het landelijke gemiddelde. Het blijft belangrijk bij het maken van keuzes te blijven zoeken naar de balans tussen ambities en lastendruk.
Schuldenpositie
We zullen onze schuldenpositie goed moeten blijven monitoren, waarbij de gewenste investeringen en planningen daarvan, risico's van rente-ontwikkelingen en daarbij passende leningen zorgvuldig op elkaar worden afgestemd.